Mijn verleden Zuid-Limburg | Wiel Hoekstra | mijnwerkers
Het mijn verleden in Limburg, een persoonlijk stukje mijngeschiedenis
De reis van Wiel Hoekstra's voorouders is een fascinerend verhaal van veerkracht en aanpassingsvermogen. Zijn grootouders, zowel van vaders als van moeders kant, maakten een opmerkelijke trektocht. Vanuit de weidse landschappen van Friesland en het industriële Duitse kolengebied, vonden zij hun bestemming in de bruisende mijnstreek van Limburg. Deze reis was niet zonder uitdagingen. Als nieuwkomers moesten ze hun weg vinden in een samenleving waarin ze werden beschouwd als vreemdelingen, en waar ze zich moesten mengen met zowel de lokale bevolking als een divers scala aan andere migranten.
Deze verhalen van Hoekstra's voorouders weerspiegelen een bredere herwaardering van de Limburgse mijnstreek. Deze regio, ooit gekenmerkt door de steenkolenmijnen, heeft een rijke en complexe geschiedenis. De abrupte sluiting van de mijnen leek aanvankelijk een poging om dit hoofdstuk in de Limburgse geschiedenis snel af te sluiten. Maar het groeiende bewustzijn en de hernieuwde interesse in deze periode laten zien dat het verleden, hoe moeilijk ook, nooit genegeerd mag worden. Het verhaal van de Limburgse mijnstreek, met al zijn facetten, verdient een plek in ons collectieve geheugen. Het is een verhaal van hard werken, gemeenschapszin, en de onvermijdelijke veranderingen die de tijd met zich meebrengt.
Hij schetst vervolgens het vaak harde beroep van mijnwerker, van de mijnwerkersvrouwen en laat zien wat de invloed was van de mijndirecties en de katholieke kerk in die periode was. Hoekstra heeft als mijnwerkerszoon dat mijnverleden van zeer nabij meegemaakt en heeft daarnaast veel achtergrondinformatie gelezen.
In zijn beschrijvingen maakt hij gebruik van zijn herinneringen die hij onderbouwt met een goed gebruik van primaire en secundaire bronnen. De liedjes van Carboon lopen als een rode draad door deze geschiedenis.
Hoekstra is niet blind voor de misstanden die er heersten in de Limburgse mijnstreek. Onder andere door toedoen van het gezag: de mijndirecties en de katholieke kerk. Wiel is in zijn beschrijving daarvan nooit rancuneus en heeft ook oog voor het goede dat gebeurde.
Bijzonder mooi is zijn beschrijving van het leven in zijn geboortewijk, de mijnwerkerskolonie Nieuw Einde. Het zal in veel andere van die wijken niet heel anders zijn geweest.
Hoekstra heeft als hoogleraar Microbiologie het vermogen ontwikkeld om complexe zaken helder en in eenvoudige bewoordingen te beschrijven. Die eigenschap komt goed van pas in dit boek. Ook het mijnverleden is een complexe aangelegenheid met veel ogenschijnlijk tegenstrijdige gevoelens. Hoekstra is erin geslaagd dat goed te verwoorden: kritisch, maar met liefde voor zijn ouders en voor de streek van zijn jeugd.
Pluspunt van het boek is verder dat het geen illustraties bevat. Een dergelijk boek met een overvloed aan illustraties levert het gevaar op dat de lezer eerst de herkenbare plaatjes bekijkt en het boek vervolgens weglegt zonder het echt te lezen. Dat zou bij het boek van Hoekstra zonde zijn.
Een uitgave van Boekenplan. Ook verkrijgbaar in de boekhandel.Kijk voor het boek van Wiel Hoekstra ook op bol.com of bij bruna.
Een stuk geschiedenis over de Oostelijke mijnstreek, een terugblik
De Oostelijke Mijnstreek in Nederland was ooit een belangrijke regio voor de steenkoolwinning. De regio omvatte onder andere de gemeenten Kerkrade, Heerlen, Landgraaf, Brunssum, Voerendaal en Nuth. Vanaf het einde van de 19e eeuw tot het midden van de 20e eeuw was de steenkoolwinning hier een belangrijke economische sector.
De steenkoolwinning in de Oostelijke Mijnstreek begon in de jaren 1890. In deze periode werden er verschillende mijnen geopend, waaronder de Oranje-Nassau I, II en III, de Staatsmijn Emma en de Staatsmijn Hendrik. Deze mijnen leverden kolen voor de industrie en de huishoudens in Nederland.
De mijnwerkers in de Oostelijke Mijnstreek werkten onder zware omstandigheden. Het werk was gevaarlijk en de arbeidsomstandigheden waren slecht. Er was veel stof en de mijnwerkers werkten lange dagen in de donkere mijngangen. Ook werden ze blootgesteld aan giftige gassen, zoals koolmonoxide.
Na de Tweede Wereldoorlog nam de vraag naar steenkool af en werden de mijnen in de Oostelijke Mijnstreek geleidelijk gesloten. In 1965 werd de laatste mijn, de Staatsmijn Emma, gesloten. Dit had grote gevolgen voor de regio. Veel mijnwerkers verloren hun baan en de economie kwam onder druk te staan.
Tegenwoordig zijn er nog steeds sporen van de steenkoolwinning te vinden in de Oostelijke Mijnstreek. Zo zijn er nog enkele mijnschachten en gebouwen te zien en zijn er verschillende musea die de geschiedenis van de steenkoolwinning laten zien. Ook is er in de regio nog steeds sprake van werkloosheid en armoede.
De steenkoolwinning in de Oostelijke Mijnstreek heeft dus een belangrijke rol gespeeld in de economie van Nederland. Maar het heeft ook gezorgd voor slechte arbeidsomstandigheden en grote sociale gevolgen. Tegenwoordig wordt er in Nederland geen steenkool meer gewonnen en wordt er gezocht naar duurzame alternatieven voor energieopwekking.